De afgelopen maanden kwamen wekelijks kranten- en nieuwsartikelen voorbij over de toenemende mate waarin mensen al wandelend, fietsend of skeelerend de buitengebieden opzochten. Waar we eerder decennialang vooral probeerden te stimuleren dat mensen meer gingen bewegen, komt recreatie – en de drukte die dat oplevert – nu steeds meer naar voren als een problematische ‘opgave’ die ‘gemanaged’ en ‘gemonitord’ moet worden. Het komt wel eens over als een corona-tijdelijk, betuttelend luxeprobleem. Tegelijkertijd geeft het huidige beeld van drukte en ruimtegebruik waarschijnlijk een goede voorproef van een situatie die de komende decennia van (rand)stedelijke verdichting wel steeds vaker een terecht onderwerp van discussie zal zijn (en dat vóór corona ook al was). En nu een deel van de massa weer aan het winkelen is geslagen, kan die discussie eindelijk structureel gevoerd worden. Tegelijkertijd; de waardering voor de leefomgeving hangt nu juist goed in de lucht. En dus steken wij die discussie graag in met de droom van een fantastische toekomstige leefomgeving, met zowel toegankelijker groen als grotere natuurwaarden. Omdat zo'n leefomgeving gelukkig maakt, en niet in de eerste plaats omdat we een (drukte)probleem moeten oplossen.
De afgelopen twee jaar voerden we (www.track-landscapes.com) twee studies uit over de kansen voor ontwikkeling van routegebonden recreatie in regio Utrecht (rapport) en regio Amersfoort (rapport). In zowel het fysieke landschap voor de deur, als de grotere landschappen in de regio, het vervoerslandschap en het digitale landschap; wij zien vooral véél mogelijkheden om buitenrecreatie te stimuleren op een zodanige manier dat het vooral voordelen heeft voor zowel de natuur, recreanten, gebiedseigenaren en -belanghebbenden. In deel 2 en 3 van dit drieluik van artikelen, gaan we in op de route als bestemming en tijdelijke mogelijkheden. Maar we beginnen bij het begin: de voordeur, daar waar elke buitenhuizige activiteit start.
Drie kansen om vanuit de voordeur, de bereikbaarheid van groengebieden te vergroten, met natuurlijke voordelen:
1. Natuurlijk binnen voetbereik: stad + 3 km straal.
Eerst de gebruikelijke feiten: wandelen was en is veruit de meest ondernomen vrijetijdsactiviteit van Nederland, met in 2018 al ruim 500 miljoen activiteiten per jaar (Recreatief fietsen komt tot ‘slechts’ de helft van deze aantallen). Volgens het KiM namen tijdens de coronacrisis het aantal ‘rondebewegingen’ in absolute zin met circa 70% toe. Dat betreft wandelommetjes, recreatieve fietsritten (waaronder wielrennen), hardlopen en bijvoorbeeld skeeleren (er werden in de eerste golf circa 200.000 paar skeelers verkocht). Maar eigenlijk is de groep ‘voetgangers’ nog veel groter. Hardlopers waren in 2015 al goed voor circa 150 miljoen loopjes per jaar. Die groep blijft in elke recreatieve statistiek (en dus beleid) vrijwel onbenoemd, maar is intussen als activiteit bijna net zo groot als recreatief fietsen was. Voor wandelactiviteiten geldt dat circa twee-derde begint bij de voordeur, en dus wandelt in de directe woonomgeving. Die activiteiten vanuit de voordeur vinden vooral doordeweeks plaats. Onder hardlopers begint zelfs 80% tot 90% van de loopjes vanuit de voordeur. In dat opzicht hebben wandelen en hardlopen veel gemeen.
Het stimuleren van aantrekkelijke loopmogelijkheden in de directe woonomgeving is dus in de eerste plaats van belang voor de mensen zelf; maar een mooie bijkomstigheid is dat het ook overmatige drukte in de natuurgebieden met hogere natuurwaarden voorkomt. Gaat dit dan wel ten koste van natuurwaarden in en direct om de stad? Nee, mogelijk in tegendeel, het zou de natuur juist ten goede kunnen komen. Onderzoek geeft aan dat mensen juist steeds meer wilde, ‘echte’ natuur in de stad(sparken) willen en minder aangeharkte gazonnen. Investeren in de directe loopomgeving, zou dus een dubbele investering in de natuur kunnen zijn.
Maar wat moeten we dan beschouwen als de ‘directe loopomgeving’?
Waar mensen starten (in dit geval de voordeur), welke routes ze kennen (de mentale kaart), waar ze graag lopen (loopvoorkeuren) en de afstand die ze fysiek kunnen/willen lopen, zijn bepalend. Met data van activity tracker Endomondo lieten we die afstanden zien voor zowel hardlopers als wandelaars:
2-6 kilometer wordt veruit het vaakst gewandeld, met 3 km als meest populaire afstand; een half uur tot een uur. Bij hardlopers is de 5 kilometer veruit de meest populaire afstand: een half uurtje hardlopen. De meeste activiteiten zijn 4-6 kilometer lang. De 10 kilometer wordt nog relatief veel gelopen, door zowel hardlopers als wandelaars, maar ze komen niet vaak verder dan 10 kilometer. Ook uit andere onderzoeken blijkt dat 90% van de wandelingen korter is dan 10km.
Het beeld hieronder laat het routegebruik zien van ruim 27.000 hardloopactiviteiten die tussen 2012 en 2017 ondernomen werden vanuit de (Amersfoortse) voordeuren:
Wat dit beeld van gebruik vooral toont, is de schaal waarin het landschap om de stad relevant is voor ‘de loopronde vanuit de voordeur’. Het beeld voor wandelaars is daarin behoorlijk gelijk. Tot drie hemelsbrede kilometers buiten de stadrand blijkt een behoorlijk maatstaf te zijn. Aan alle kanten van de stad wordt deze straal wel gehaald, maar veel verder wordt er niet veel gelopen. Toen we deze straal van drie kilometer om alle ‘grote woonkernen’ van de regio Amersfoort plaatsten, was de conclusie opvallend: Zelfs voor de ‘loper’ vanuit de voordeur, is vrijwel het gehele buitengebied in theorie binnen voetbereik.
Maar om het landschap in de praktijk ook beloopbaar te maken, moet het padennetwerk wel voldoende fijnmazig en voldoende aantrekkelijk zijn. En bij die fijnmazigheid ligt de eerste grote opgave van deze regio vooral in het buitengebied direct om de stad. Dat bleek uit onze (onderstaande) analyse die de omtrek van elke ‘maas’ van het padennetwerk laat zien:
Vele landschappelijke mazen zijn wel 4-10 kilometer: ontoegankelijk groot voor het overgrote deel van de loopommetjes (waarin je uiteraard niet dezelfde weg terug als heen wilt lopen). Vooral aan de Noord- en Oostzijde rond Amersfoort zijn vele mazen van ontoegankelijke omvang.
Kort-om; veel meer nog dan dat er behoefte is aan ‘meer groen’, is er de noodzaak om op specifieke, cruciale plekken één of enkele links toe te voegen. In samenhang daarmee moet in brede zin de aantrekkelijkheid (waaronder natuurlijkheid) en loopvriendelijkheid van die netwerken én omgeving aangepakt te worden. Zodat de natuurlijke kwaliteiten in de stad, ook naadloos aansluiten op een toegankelijk landschap direct om de stad. Daarvan zijn diverse voorbeelden gegeven in de studies van zowel Utrecht als Amersfoort.
2. Met de (elektrische) fiets naar het startpunt
Weer even terug naar de feiten. Circa tweederde van wandelingen ging ‘te voet vanuit de voordeur’. Maar voor 25% van alle wandelingen gold ook dat men dit niet als daadwerkelijk startpunt ziet. Men begon weliswaar te voet vanuit de voordeur, maar zag het (dichtbij gelegen) recreatie- of natuurgebied pas als echte start van de wandeling. En juist dat maakt het wel opvallend dat bij slechts 5% van alle wandelingen, de fiets wordt gebruikt om bij zo’n startpunt te komen. De auto wordt daarentegen bij circa 25% van alle wandelingen gebruikt als voor- en natransport: vijf keer zo veel. Het blijft een bijzonder fenomeen; we willen bij het (hard)lopen vooral rust en natuur, maar buiten de directe woonomgeving gaan we daar heen met het voertuig dat zowel de rust als de natuur het meest verstoort. Het zijn namelijk vooral de drukke (auto)parkeerplaatsen waar drukteproblemen zichtbaar en beleefbaar zijn. Het geeft ons de indruk, dat er nog veel te winnen is in het stimuleren van het gebruik van de fiets als voor- en natransport van recreatieactiviteiten. In Amersfoort zagen we (om te beginnen) zes logische plekken om echte ‘fiets-opstapplekken’ te maken, juist op de grens van stad en landschap/natuurgebieden. Makkelijk binnen fietsbereik, maar voor velen (zeker voor wie dieper in de stad woont) wel buiten voetbereik.
Wat zijn daartoe ingrediënten? Koppel het fietsknooppunten netwerk aan het wandelknooppunten netwerk, e maak kenbaar bij welke knooppunten goede stallings- en opstapfaciliteiten zijn. Maak werk van de kwaliteit van stallingen; gave stallingen die passen bij een natuurlijke beleving. Maar waar je ook je elektrische fiets (van 3000 euro) veilig en droog kunt stallen en laden. Koppel die plekken waar mogelijk aan bestaande faciliteiten zoals horeca, met sanitaire mogelijkheden. Bied informatie over de omgeving en loopmogelijkheden. Maak er mooie zitmogelijkheden, misschien een watertap? Hoe zouden dergelijke plekken eruit kunnen zien? Dat zou -ontwerpend- best eens verder verkend mogen worden!
3. Met het Openbaar vervoer, naar openbare natuur
Wat geldt voor de fiets, geldt nog sterker voor het OV: een schamele 3-4% van wandelingen nam het OV als voor- en natransport. Terwijl er zó veel ideale uitvalsstations en haltes aan de voet van het landschap en natuurgebieden zijn, als je zowel de regio Utrecht als Amersfoort bekijkt. Nederland is een uiteengelegde, groene stad, met een uiterst dicht OV-systeem. Maar het idee dat je met een ander vervoersmiddel dan de auto naar de buitengebieden gaat, zit nog niet in ons eigen systeem. De parkeerplaatsen van de Posbank zijn al jaren overvol, terwijl station Rheden letterlijk naast de Posbank ligt. Er zijn in Nederland al enkele buitenpoorten ontwikkeld, stations met vormgeving, verwijzing en informatie over de naastgelegen natuur. We zien, bijvoorbeeld in de Endomondo gegevens, dat stations waar wél bekende NS-wandelingen aanwezig waren, vaak als startpunt van wandelingen dienen (bijvoorbeeld Driebergen-Zeist).
Maar bij andere stations is dit niet zichtbaar, ondanks een behoorlijk landelijke ligging. Wij zijn ervan overtuigd dat deze concepten nog veel breder ontwikkeld kunnen worden. Neem nu Utrecht. In een straal van 10 minuten rond Utrecht Centraal, liggen minstens 12 stations vlakbij of direct tegen het buitengebied. Amelisweerd ligt op enkele minuten lopen vanaf station Bunnik en Lunetten. Station Vleuten ligt praktisch naast Haarzuilens. Den Dolder ligt pal naast vliegbasis Soesterberg. In Utrecht stelden we voor om een netwerk van looproutes te maken tussen alle stations om de stad, Een compleet netwerk van NS-wandelingen. Zowel op de stations als online kan dit uiteengelegd worden. Voor ons zijn de parkeerplaatsen halfvol, en de treinen nog halfleeg.
De basis ligt er al
De drie kansen die we hier noemen; het zijn eigenlijk vooral doorontwikkelingen van bestaande kwaliteiten die Nederland van nature al heeft. We lijken soms onbewust van de bijzonder rijke basis die Nederland bezit, en uniek maakt. We hebben relatief compacte steden waar een rijkdom aan landschap gewoon binnen voetbereik ligt, maar dat landschap kan nog een stap toegankelijker. Als we daarbij tegelijktijdig de natuur- en landschapswaarde ervan verhogen, door bijvoorbeeld beplanting meer groeiruimte te geven, ontstaan er twee vliegen in één stap. We hebben al een zeer goed fietsnetwerk met een goed werkend knooppunten systeem, en we kunnen dat nog aanvullen met geweldige opstappunten en pauzeplekken. Direct aan de stadsrand. We hebben al een geweldig en dicht OV-netwerk, maar we kunnen nog veel beter zichtbaar maken hoe goed de buitengebieden van daaruit te bereiken zijn.
Te voet, te fiets of met het OV; een mooier en natuurlijker Nederland ligt binnen voetbereik!
Binnenkort deel 2; de route als bestemming…
Comments